hele werkwoord | verleden tijd |
komen | Jij al twee keer te laat. |
bevinden | Wij ons op de zevende etage toen de brand uitbrak. |
verbazen | Hij zich keer op keer. |
beantwoorden | Zij haar e-mail direct. |
bevriezen | De waterleiding de afgelopen winter. |
zweven | Het toestel op een hoogte van drie kilometer. |
razen | De storm afgelopen nacht over ons land. |
begroeten | Hij de gasten in de grote hal. |
melden | Hij de storing om tien minuten voor zeven. |
planten | De tuinder vijfduizend tomatenplantjes. |
slaan | Je de plank volledig mis. |
geloven | Ik haar verhaal maar half. |
zijn | Hij nog niet geslaagd. |
schrijven | Wij een brief. |
verkleden | ik mij razendsnel. |
vergeten | Wij de BTW mee te rekenen. |
kopen | Hij een nieuwe laptop. |