Taal actief 4 - groep 7 Thema 3 week 1b

  
Taal actief 4
werkwoorden
Zet de zinnen in de verleden tijd.
hetenRestaurant 'de Gouden Leeuwen' vroeger anders.
pratenMijn moeder de hele avond met haar broer uit Amerika.
verwachtenDe keeper die hoge voorzet helemaal niet.
hatenIk het altijd om steeds op de bus te moeten wachten.
snikkenZij de hele tijd, tot haar vriendin haar kwam troosten.
zettenIk de vaas met bloemen op het bureau.
schattenDe loodgieter dat het ongeveer tweehonderd euro zou gaan kosten.
startenDe motor van onze auto door de kou vanmorgen bijna niet.
bezettenDe stakers de hoofdingang van de het fabrieksterrein.
bereikenHij tenslotte de top door het vele trainen.
plantenDe kweker de afgelopen week ruim tienduizend stekjes in zijn kassen.
wachtenHij maar een paar minuten bij de huisarts.
krakenDe deur toen ik hem zachtjes probeerde te openen.
barstenEr een enorm gejuich op na het eindsignaal van de wedstrijd.
opvattenHij het gelukkig goed op. Ik was even bang dat het op ruzie zou uitdraaien.
sprintenDe jongens naar het sportveld.
zuchtenHij toen hij hoorde wat hij moest doen.
kaartenVroeger ik vaak met onze buurjongens.
sportenMijn vader het afgelopen jaar meer dan nu.
oogstenDe boer de aardappels dit jaar eerder dan vorig jaar.
trachtenDe inbreker via de achterdeur binnen te komen.