Taal actief 4 groep 6 themawoorden 2 week 4

Een groot sportterrein met tribunes eromheen.
Een ovale baan van 400 meter waarop hardloopwedstrijden gehouden worden.
Een hal voor binnensporten, zoals volleybal en basketbal.
Iemand die een sporter of sportploeg laat oefenen.
Iemand die naar een sportwedstrijd komt kijken.
Iemand (meestal een bekend persoon) die je geweldig vindt.
Je zegt goede dingen over hem of haar. Je spreekt ......
Stomverbaasd.
Iets wat je gedaan hebt en waar je trots op kunt zijn.
Zo, zozeer.
Tijdens, gedurende
een balletje opgooien
Bijna nooit.
Vaak.
De hele tijd, het houdt niet op.
Oefeningen om je spieren af te laten koelen na het sporten.
Oefeningen om je spieren op te warmen voor het sporten.
Op een overdreven manier je best doen voor iets.
Zeuren.
Je doet iets waardoor je iemand te slim af bent.
Een stof die je kunt uitrekken. Je kunt er bijvoorbeeld elastiekjes of autobanden van maken.
Het moet echt
Als het aan mij ligt.
Als je ergens interesse in hebt, wil je er veel over weten.
Langzaam lopen. Je tilt je voeten niet goed op.
Hard rennen over een korte afstand.
Sporten waarbij je goed je hersens moet gebruiken.
Een denksport waarbij je een dambord en damstenen gebruikt.
Een denksport waarbij je een schaakbord en schaakstukken gebruikt.
Naar de zijkant.
De toestand van je lichaam. Iemand met een goede .... kan bijv. heel lang en hard rennen.
Uitleg hoe je te werk moet gaan.
Heel erg moe.
Toch.
Meedoen aan iets waarin je geen belangrijke rol speelt.
Als je ergens niet intrapt, heb je het door.
het stadion
de atletiekbaan
de sporthal
de trainer
de toeschouwer
het idool
lovend
perplex
de prestatie
zodanig
in de loop van
iets zeggen om te kijken hoe een ander reageert
zelden
regelmatig
voortdurend
de cooling-down
de warming-up
zich uitsloven
mekkeren
iemand aftroeven
het rubber
noodzakelijk
wat mij betreft
de interesse
sjokken
sprinten
de denksport
dammen
schaken
zijwaarts
de conditie
de aanwijzing
bekaf
desondanks
voor spek en bonen meedoen
ergens niet intrappen