Taal Actief versie 4 - Groep 6 - thema 3 week 2

  
Taal actief Taal actief Taal actief

Taal actiefSchrijf het woord goed op.
dictee Het viel mee, want ik had het goed geleerd.
schoolreis De is dit jaar op 10 oktober.
glijbanen De waren allemaal nat.
eenvoudig Deze televisie is te bedienen.
veilig Het is een idee dat hij meegaat.
gezellig Het wordt vast heel op vakantie.
ongelukkig Zij kwam ten val.
gevallen Zij is tijdens een fietstocht.
tijdens de voorstelling was de zaal donker.
verband Het was losgegaan.
viaduct Op het ontstond een botsing tussen twee vrachtauto's.
cirkel Een is een ander woord voor een rondje.
benieuwd Ik ben naar de uitslag.
oceaan Een is pas groot, veel groter dan dit meer.
heftig Hij sprak heel , het leek wel op schelden.