Taal Actief versie 4 - Groep 5 - thema 7 les 6

  
Taal actiefTaal actief Taal actief

Taal actiefSchrijf het woord op. Kies uit:
zuiden - keuken - feiten - groeten - schoenen - struiken - klauwen - zuiver
Koken en afwassen doe je in de (k)keuken
Iemand hallo zeggen, noem je ook wel (gr).
Eerst trek jij je sokken aan en daaroverheen je (sch).
Rozen groeien niet aan bomen, maar aan (str).
Tegenover het noorden ligt het (z).
Een roofvogel vangt zijn prooi met zijn (kl).
Sommige kinderen zingen vals, anderen zingen (z).
De dingen die waar zijn, noem je de (fei).
armoede - getuige - fabrieken - manieren - iedereen - stofzuiger - gordijnen - grootmoeder
Iemand die een de overval heeft gezien (ge).getuige
Tegengestelde van rijkdom (a).
In deze grote gebouwen met machines worden dingen gemaakt. (fa).
Ander woord voor oma (gr).
Die schuif je voor de ramen als het avond wordt (g).
Die heb je geleerd als je goed opgevoed bent (ma).
Daarmee zuig je het stof van de vloer (s).
Tegengestelde van niemand (i).