Koken en afwassen doe je in de (k) | keuken |
Iemand hallo zeggen, noem je ook wel (gr). | |
Eerst trek jij je sokken aan en daaroverheen je (sch). | |
Rozen groeien niet aan bomen, maar aan (str). | |
Tegenover het noorden ligt het (z). | |
Een roofvogel vangt zijn prooi met zijn (kl). | |
Sommige kinderen zingen vals, anderen zingen (z). | |
De dingen die waar zijn, noem je de (fei). | |
|