de helling | de | beneden | Ik ga de trap af naar . |
de hutten | de | zwakke | Het is een verbinding, het kan zo losgaan. |
de ketting | de | de schippers | De moesten wachten bij de sluis. |
het middelpunt | het | daarna | Ik ga naar huis en direct slapen. |
het avontuur | het | witte | De verf is bijna op. |
het rapport | het | sneller | Ik was toch op het eind! |
het tempo | het | de brommer | Mijn broer heeft een , ik heb een fiets. |
|