Taal actief 4 groep 4 themawoorden 4 week 3

De manier waarop dingen na elkaar komen.
Na elkaar, niet allemaal tegelijk.
Tegengesteld of omgekeerd.
Iets op volgorde zetten.
Afmeting van iets, bijvoorbeeld de lengte.
Het beginnen van de dag.
Het eindigen van de dag, het beginnen van de avond.
Nu.
Vanaf nu.
Als je .... hebt, kun je goed wachten. Je wordt niet zenuwachtig of boos.
Een bepaald punt in de tijd.
Doorstrepen.
de volgorde
één voor één
andersom
rangschikken
de grootte
het aanbreken van de ochtend
het vallen van de avond
tegenwoordig
voortaan
het geduld
het tijdstip
schrappen