Taal actief 4 groep 4 themawoorden 1 week 1

Iemand die je niet kent.
Iemand die je kent.
De vriend met wie je het meeste speelt.
Iemand die een ander helpt als er iets ergs gebeurt.
Als er iets erg kan gebeuren.
Als er niets erg kan gebeuren.
Iemand die zielig is.
Je naam op je eigen manier geschreven.
Als je vlucht, ga je snel weg omdat je bang bent.
Deel van de boom waar de takken aan vast zitten.
Een groot ongeluk.
Een goede vriend.
de onbekende
de bekende
de boezemvriend
de redder
het gevaar
de veiligheid
de stakker
de handtekening
vluchten
de stam
de ramp
de kameraad