Taal op maat 2 - groep 7 nummer 36

  
Taal op maat 2 - groep 7

Vul in. (Het onderwerp en de persoonsvorm zijn onderstreept.)
Zinik-vormerbij ( eventueel een streepje )
Hoe heet u?heet-
Welke talen spreekt die jongen?
Anton en Rob studeerden aan de universiteit.
Haar man werkte bij een bank.
Hij verliest al zijn geld met gokken.
Zend jij hem voor een boodschap?
Hij verlaat het gebouw en gaat naar huis.
De dames fronsten hun wenkbrauwen.
Bloedt je broertje nog steeds.

Vul de persoonsvorm in in de verleden tijd.
strelenIk de konijnen over hun kopjes.
glimlachenDe juf naar de meisjes.
bloeienDe planten vorig jaar zo mooi.
bedervenHij toen mijn feestje.
winnenToen we ook niet.
bedankenHij je met een afscheidslied.
vertonenWij ons nooit.
bestaanHet al veel langer.
knijpenIk hem veel te hard in zijn hand.

Vul de persoonsvorm in.
doorlezen (t.t.)Mama de bijsluiter van het medicijn goed door.
bidden (t.t.) je elke dag voor het eten?
oversteken (v.t.)Anouk met haar honden de weg over.
vriezen (v.t.)Het gisteren nog harder.
hebben (v.t.)Wij niets te verliezen.
zich afdrogen (t.t.)Ik goed af.
stoppen (t.t.) je zusje met ballet?
zich opwinden (t.t.)Ik op omdat hij zo laat is.
begraven (v.t.)De hond de kluif in de tuin.