Taal op maat 2 - groep 7 nummer 31

  
Taal op maat 2 - groep 7 Taal op maat 2 - groep 7
Vul de tegenwoordige tijd in.
ik-vormhele werkwoordzin (t.t.)
schaam mezich schamenHij voor zijn gedrag.
zich snijden Het kind aan het scherpe papier.
zich voelen Wij niet zo lekker.
zich opgeven jij je op voor de wedstrijd?
zich verbazen De juf echt.
zich scheren je broer zich al?
zich afvragen jij je dat ook af?
zich bemoeien Die mensen met mij.
zich herinneren Papa niets.
zich wassen jij je nooit met zeep?



Vul de persoonsvorm verleden tijd in.
zich wijdenDe man wijdde zich aan het schrijven.
zich vermakenWij in het circus.
zich afvragenIk waarom het gebeurde.
zich ergeren jij je aan die rommel?
zich meldenWij aan de balie.
zich voelenDeze week ik me goed.
zich scherenHoe jullie je?
zich verslapen jij je wel eens?
zich herinnerenIk die dag nog.


Vul de persoonsvorm in. Let op t.t. of v.t.
zich vergissen (v.t.)Wij in de datum.
zich schamen (v.t.)Het meisje voor de opmerking.
zich verwonden (t.t.)Ik bij het timmerwerk.
zich uitsloven (t.t.)Jullie enorm uit.
zich verslikken (v.t.)Hij in een hete vleeskroket.
zich opmaken (t.t.)Waarom je zus zich zo zwaar op?
zich stoten (v.t.)Mijn moeder aan de kastdeur.
zich branden (t.t.) je je aan de hete ovenschaal?