zich vergissen (v.t.) | Wij in de datum. |
zich schamen (v.t.) | Het meisje voor de opmerking. |
zich verwonden (t.t.) | Ik bij het timmerwerk. |
zich uitsloven (t.t.) | Jullie enorm uit. |
zich verslikken (v.t.) | Hij in een hete vleeskroket. |
zich opmaken (t.t.) | Waarom je zus zich zo zwaar op? |
zich stoten (v.t.) | Mijn moeder aan de kastdeur. |
zich branden (t.t.) | je je aan de hete ovenschaal? |
|