volgende
=>
Taal op maat 2 - groep 5 nummer 27
Maak er meervoud van dan invullen bij molen of mollen.
regel 1: baas - streek - stof - vlag - brood - zin
regel 2: schep - staaf - wees - straat - sok - bek
regel 3: kloof - klok - schuur - been - schat - fles
regel 1 : bazen
regel 2 :
regel 3 :
regel 1: stoffen
regel 2 :
regel 3 :
Vul het goede woord in.
stoken - stokken
De oudjes lopen met
.
Wij
een vuurtje.
manen - mannen
Dat paard heeft lange
.
De
eten hun boterhammen.
scheppen -schepen
Ze
zand in de emmer.
De
varen de haven in
wekken - weken
Wil jij me morgen vroeg
?
Het regent nu al
.
Schrijf het rijmwoord op.
bonnen - tranen - sommen - lopen - klikken - zwepen
kleren - gluren - spaken - biggen - zonen - grappen
bonen
strepen
tonnen
buren
kraken
beren
banen
drommen
stappen
liggen
hikken
knopen
controleer
Hint
OK
volgende
=>