volgende
=>
Taal op maat 2 - groep 4 nummer 28
Maak er één van.
maanden
maand
velden
beesten
worsten
kisten
naalden
hemden
randen
beurten
zwaarden
lijsten
beelden
vrienden
helden
helften
Schrijf het woord op.
Zeg het woord.
Je hoort
t
,
je schrijft:
Schrijf het woord met een d of een t op.
het
de
de
het
Vul in: d of t. Schrijf het woord ook op.
De man heeft een lange baar
.
Op een taar
zit vaak slagroom.
plint
Ik geef de plan
water.
Een leeuw is een wil
dier.
Het meisje heeft het erg kou
.
Het is gla
op de weg.
controleer
Hint
OK
volgende
=>