volgende
=>
Taal op maat 2 - groep 8 nummer 29
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
Vul in.
lijden - t.t.
Lijdt je broer aan astma?
rusten - v.t.
Oma
toen op de sofa.
binden t.t.
jij de geit even vast?
bieden - t.t.
Ik
je de hoogste prijs.
branden - t.t.
Het kampvuur
hard.
vallen - v.t.
Er
vorig jaar heel veel sneeuw.
zijn - v.t.
Marga
erg geschrokken.
strijken - v.t.
Hij
met zijn hand door het haar.
oplossen - v.t.
Hij
de rebus helemaal fout
.
Vul in.
hele werkwoord
ander verleden tijd
bijvoeglijk naamwoord
redden
het meisje
de
zeiler
verbreden
de gemeente
de
weg
scheren
de kapper
het
schaap
missen
zij
de bus
de
kans
scoren
de spits
het
doelpunt
downloaden
hij
het
bestand
zouten
de visser
de
haring
zwemmen
het kind
het
record
stoven
zij
de
kabeljauw
Let op pv / vd / bn. Vul in.
vd - verven
Heeft jouw moeder haar haar
?
pv - v.t. - proeven
Jullie
toch ook olie?
vd - regenen
Heeft het bij jullie ook zo
?
pv - v.t. - geloven
Geloof jij echt dat de juf zoiets
?
pv - v.t. - besluiten
De vrouw
om kok te worden.
vd - crashen
Het vliegtuig was bijna
.
vd - opwarmen
Is de macaroni al
.
pv - v.t. - krabben
De man
zojuist de verf van de tafel.
vd - schrobben
De schoonmaker heeft de vloer
.
controleer
Hint
OK
volgende
=>