volgende
=>
Spelling in de lift - deel 4 plus werkboek blz. 52
Kies het goede woord.
1. Als je valt doet dat
.
2. Nina gaat op
.
3. Wie veel geld heeft is
.
4. Een muis is een
dier.
5. Als je lacht ben je
.
6. Op zondag ben je
.
7. Een
is een grote steen.
8. Ga netjes in de
staan.
9. Het
mij.
10. Ik
een trui.
11. Het is
om naar huis te gaan.
12. Op het
staat een
.
Kies steeds het goede woord.
Sommige woorden kunnen met ei én ij geschreven worden. Dit hangt af van de betekenis.
hij - hei
1.
woont aan de rand van de
.
mij - mei
2. Op 5
geef ik een feest, kom je dan naar
toe?
zij - zei
3. Hoorde je wat
?
wij - wei
4. In de
zien
een geit.
Zoek een rijmwoord met een ei.
fijn -
spijt -
rijk -
ijs -
bijl -
tijd -
blij
wijs -
vrij -
Vul in.
de wijn
Mijn vader dronk een glas
.
klein
De
duurt ongeveer drie uur.
rijk
Ik ben
voor mijn leeftijd.
blij
Mijn oom en tante zijn
, ze wonen in een heel mooi huis.
de reis
Ik ben
dat de brand op tijd ontdekt werd.
controleer
Hint
OK
volgende
=>