Spelling in de lift - deel 4 plus werkboek blz. 16

  
 ..  ..  ..

 .. Vul goede woorden in.
 ..
1. Ik zwem in het .
2. Pas op! Het glas is erg . Het breekt snel.
3. Wij staan met twee-nul .
4. De schoen is van .
5. Mijn zit dicht, ik hoor nu slecht.
6. Ik loop de poort.
7. Het is een lekkere appels.
8. Er is een gepleegd.
9. Ik ga het water over met een .
10. Ik vond het van een wolf.

 .. Vul het goede woord in.
1. Wat ik nu? hoorn
2. Loop eens vlug . koor
3. Hij heeft iets jou. oor
4. Wat voor boom is dat? hoor
5. Ik heb een linker en een rechter . soort
6. De trein komt aan op twee. voor
7. In die kerk zingt een groot . door
8. Hij blaast op een . spoor

 .. Vul het goede woord in. En vul het woord onder het hartje in.
 ..  ..
1.
2.
3.
4.
5.
 .. Het woord is: