Spelling in de lift - deel 3 plus werkboek blz. 49

  
 ..  ..  ..



 .. Vul in. - Kies uit :  .. Er blijven woorden over.
zoon - slang - stoel - zetel - schoonzus - strandbal - sloot - sperziebonen - zeep - snoep - sint - zandauto - spinazie - zus - zee - zwaan - stoep - schepje
Wie ?  ..
De heeft een staf.
De zwemt in de vijver.
De sist.
Mijn is zes jaar.
.
Wat ? Waar ?
Ik lust graag .De vis zwemt in de .
Ik was mij met .Ik zit op een .
Ik speel met een .Ik loop op de .


 ..
 ..
stok  ..
 ..


 .. Rijmen maar.
Een kip en een haan, een eend en een .
Goedkoop is niet duur, zoet is niet .
Een jurk en een rok, een kous en een .
Een berg is geen dal, breed is niet .
Een man met een baard, een poes met een .
Een vlieg en een spin, een woord en een .