volgende
=>
Spelling in de lift - deel 3 plus werkboek blz. 46
Vul in .
wij zeggen
ik zeg
hij zegt de som voor.
wij zorgen
ik
hij
voor de hond.
wij zoek
ik
hij
zijn tas.
wij zien
ik
hij
zijn tas, gelukkig!
wij zwijgen
ik
hij
over de plannetje.
wij zwaaien
ik
hij
naar zijn oma.
wij zaaien
ik
hij
zonnebloemen.
wij zemen
ik
hij
het grote raam.
wij zagen
ik
hij
de dikke balk door.
wij zitten
ik
hij
te wachten op de trein.
wij zwemmen
ik
hij
naar de overkant.
controleer
Hint
OK
volgende
=>