volgende
=>
Spelling in de lift - deel 3 plus werkboek blz. 28
Vul in n, ng of nk.
A
zat op een ba
i
het park.
Toe
kwam er een ma
.
Dat was Fra
.
Hij zag ee
sla
onder de ba
va
A
.
Hij vi
de sla
.
Uit da
gaf A
hem ee
kus op zijn wa
.
Vul in: ng of nk.
1. De ta
ligt op de pla
.
2. De meeste mensen zijn ba
voor een sla
.
3. Ik de
dat de juf van groep vijf heel stre
is.
4. Mijn jas ha
t aan de kapstok in de ga
.
5. Ik dri
vaak melk en Fra
dri
t vaak water.
Schrijf de woorden over.
ng
ng
nk
nk
langer
veel
inkt
de zwarte
hangt
de jas
denk
ik
het wel
dringen
wij
drinken
streng
zij is
drinkt
Ank
stang
een
slank
Frank is
vangt
zij
stank
een heel vieze
gangen
twee
vink
de
op de tak
springt
hij
banken
twee
jonger
oom is
zinkt
de boot
zingt
zij
planken
een stapel
controleer
Hint
OK
volgende
=>