volgende
=>
Spelling in de lift - deel 3 plus werkboek blz. 22
Vul het goede woord in.
angst
1. Moeder
mij naar school.
springt
2. De poes
een muis.
langs
3. Hij schreeuwt van
.
brengt
4. Er groeit riet
de sloot.
vangt
5. Zij
in het water.
Welk woord met - ng wordt het?
Niet oud, maar
.
Niet kort, maar
.
Geen neus, maar een
.
De juf is wel lief, maar ook
.
Vul in.
Ik hang
hij hangt
Hij
zijn jas op.
Ik
zij zingt
Zij
een mooi lied.
Ik vang
hij
Hij
de tennisbal.
Ik
zij brengt
Zij
haar zusje naar school.
Vul in: n of ng.
1. Ik be
ba
voor die sla
.
2. Hij da
st en hij spri
t.
3. La
s de ka
t van de weg staat een te
t.
4. De man bre
t de ri
naar de pri
s.
5. De pla
t ha
t in de ga
.
6. Zij
zoo
s zij
nog jo
.
7. Zij va
t een spi
i
de tui
.
controleer
Hint
OK
volgende
=>