dg | de dwerg droeg een zware tas. |
sk | ik voelde een schok toen de snoek de draad strak trok. |
kt | met de kerst maakte een klant met een krant de kunst kapot. |
gs | bij de grens zag ik een grijs katje. |
kp | ik knoop mijn jas dicht. |
pt | ik hang een plaat van een mooie plant op. |