volgende
=>
Spelling in de lift - niveau 1 werkboek 2 blz. 24
Vul in het hokje in: h, k, g of j. Welke twee woorden krijg je dan? Schrijf die allebei op.
1. hoe
2. boo
3.
uis
aa
a
e
s
t
k
de
de
het
de
het
het
4.
as
5.
h
6. boe
u
ij
oe
f
wie
k
de
de
het
de
ik
de
Vul het goede woord in.
haas - kaas
1. ik neem
op mijn brood.
buig - buik
2. ik
voor de prins
jaar - haar
3. hoeveel
ben jij?
gek - heg
4. hij is
op jou.
buk - rug
5. als ik
doet dat pijn.
Welk woord is het en welk woord wordt het?
de haan
de
het
de
het
h = g
s = j
g = k
k = h
k = g
wij
ik
de
de
het
het
de
de
de
h = j
b = h
k = g
j = g
k = h
het
de
ik
het
ik
controleer
Hint
OK
volgende
=>