volgende
=>
Spelling in de lift - niveau 1 werkboek 2 blz. 3
3.1 - 3.2
Vul in : ie of ee, soms kunnen ze allebei.
d
p
l
f
r
m
t
n
b
k
d
f
g
l
n
f
h
l
n
s
h
t
d
g
r
p
k
l
g
t
3.3
vandaag en gisteren
1. vandaag
laat
ik dat liggen.
gisteren
ik dat liggen.
2. vandaag
loop
ik op straat.
gisteren
ik op straat.
3. gisteren
goot
het.
vandaag
het.
4. gisteren
koos
ik iets uit.
vandaag
ik iets uit.
5. gisteren
loog
ik.
vandaag
ik.
3.4
vul het goede woord in. er moet een
ie
in staan.
1. niet
stout
, maar
.
2. niet
daar
, maar
.
3. vijf + vijf =
.
4. het kind slaapt in een
.
5. geen tand, maar een
.
controleer
Hint
OK
volgende
=>