volgende
=>
Spelling - groep 5 blok 5 week 3 les 2
Schrijf de verkleinwoorden.
etje
som
kar
wang
kam
tje
stoel
vlinder
beker
snavel
pje
duim
schuim
raam
geheim
Maak van het onderstreepte woord een verkleinwoord.
Een
vlinder
heeft prachtige vleugels.
Joost verkoopt ijs in een
kraam
.
De kip eet een
worm
.
Op het eiland is een
heuvel
.
Een
big
is roze van kleur.
Kies een woord dat erbij hoort en maak daar een verkleinwoord van.
arm - broer - lam - lepel - moeder - pleister - schoen - spin - stad - varken - zon
zusje
broertje
vadertje
geitje
dorpje
sokje
biggetje
wondje
webje
beentje
maantje
Maak er één van en maak het kleiner.
de stammen
de
stam
het
stammetje
de vingers
de
het
de lampen
de
het
de velden
het
het
de ramen
het
het
de trappen
de
het
de borden
het
het
de monden
de
het
de kringen
de
het
controleer
Hint
OK
volgende
=>