Spelling - groep 8 nummer 312w

  
..Spelling..

Schrijf het voltooid deelwoord en het hele werkwoord op.
.. .. ..
hij heeft de rits losgemaakt hij heeft het zij heeft de tong
losmaken
..
.. .. ..
zij heeft het boek het glas is zij heeft de plank


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd of in de voltooide tijd .
landen Op Schiphol gisteren ruim 900 vliegtuigen.
doorbrengen Hij veel tijd met studeren .
zorgenZe bijna dagelijks voor haar oude oma .
bedenken Hij een truc om de sommen sneller op te lossen.
verwachten Hij een goed cijfer voor de toets.
opknappen We het huis samen .
afknippen Moeder alle stelen .


Maak de rijen af.
tegenwoordige tijd verleden tijd voltooide tijd met worden
bespringenik bespring ik besprong ik word besprongen
rijden hij hij hij
verbinden jij? jij jij
helpen hij hij hij
scheren hij? hij? hij
leiden ik ik ik
knippen jij jij jij
roep jij jij jij