Spelling - groep 8 nummer 116 W

  
..Spelling..

Met een d of met dt?
verblind - verblindt De laagstaande zon de chauffeur.
bereid - bereidt De directeur de vergadering voor.
Spreid - Spreidt jij het zand uit voor de stratenmakers?
luid - luidtDe filmtitel :"de klokkenluider van de Notre Dame".
meld - meldt Mieke een storing in het netwerk.
Verbeeld - Verbeeldt jij je dat niet?
Beïnvloed - Beïnvloedt de storing boven de oceaan het weer bij ons?


Vul in.j.
werkwoord tegenwoordige tijd verleden tijd voltooide tijd
staan er er stond er heeft
meten ik ik mat ik heb
zijn hij wij waren wij zijn
bezoeken jij wij bezochten wij hebben
smelten het het smolt het is

Schrijf het tegengestelde op.
Hij stapt de trein in.Hij stapt de trein uit .
De trein arriveert op spoor 12.De trein vanaf spoor 12.
Zij verliest haar chipkaart. Zij haar chipkaart.
Mijn broer adviseert het te kopen . Mijn broer de koop af.
De prijs valt mee. De prijs .
Het vliegtuig stijgt op. Het vliegtuig .