Spelling - groep 8 nummer 112 W

  
..Spelling..

Maak de rijen af.
ik besluit hij besluit .. ik verbindjij verbindt
ik aard jij ik vergoed hij
ik begroet hij ik red jij
ik rijd jij ik bevrijd hij
ik leid hij ik moet jij
ik spat jij ik laad jij
ik onthoud hij ik verbrand jij

Schrijf het werkwoord in de verleden tijd.
Het vriest zeven graden. het
De waterleiding bevriest. hij
Mijn broer sluit de achterdeur. hij
Het stinkt in de kelderkast. het
Het ruikt heel erg naar gas. het
Ik weet niet wat ik nu het beste kan doen.ik

Schrijf het werkwoord in de tegenwoordige tijd in de zin.
doorgevenIk geef het adres van het kamphuis door aan oma.
uitzwaait Ik ga op kamp en mama mij uit.
opmeten De timmerman het kozijn van mijn kamer op.
nakijken Hij de maten nog een keer na.
meevallen De prijs voor mijn nieuwe raam mijn ouders mee.
terugkomen Ik pas over een paar dagen terug.
meenemen Ik dan een souveniertje voor mijn zusje mee.
afvragen Mama of het raam dan klaar is.
doorwerken Ofschoon de timmerman wel flink door.