volgende
=>
Spelling - groep 8 nummer 104 W
Schrijf het woord op. Schrijf ook het
hele werkwoord en het deelwoord
op.
opgeblazen - geverfd - gegraasd - gereisd - gebonsd - geschreven
zij
blaast op
de schilder
jij
opblazen
zij heeft
hij heeft
hij heeft
zij
Johan
de koe
zij heeft
wij hebben
zij hebben
Zoek de stukjes van het werkwoord bij elkaar. Schrijf het
hele werkwoord
op
.
Munja
wringt
de doek
uit
.
uitwringen
Onze hond graaft een bot op.
De juf leest de antwoorden op.
Oscar slooft zich vreselijk uit.
Wat voert Gerard daar uit?
Zij vriest de bramen vaak in.
Maak de rijen af
.
tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd
breken
ik
breek
ik
brak
ik heb gebroken
vergeten
ik
jij
word ik
?
verdragen
hij
hij
hij heeft
grijpen
hij
hij
hij heeft
verschuiven
het
het
wordt het
?
knijpen
jij
jij
heeft zij
?
controleer
Hint
OK
volgende
=>