Spelling - groep 8 nummer 104 W

  
..Spelling..

Schrijf het woord op. Schrijf ook het hele werkwoord en het deelwoord op.
opgeblazen - geverfd - gegraasd - gereisd - gebonsd - geschreven
.. .. ..
zij blaast opde schilder jij
opblazen
zij heeft hij heeft hij heeft
..
.. .. ..
zij Johan de koe
zij heeft wij hebben zij hebben

Zoek de stukjes van het werkwoord bij elkaar. Schrijf het hele werkwoord op.
Munja wringt de doek uit. uitwringen ..
Onze hond graaft een bot op.
De juf leest de antwoorden op.
Oscar slooft zich vreselijk uit.
Wat voert Gerard daar uit?
Zij vriest de bramen vaak in.

Maak de rijen af.
tegenwoordige tijdverleden tijdvoltooide tijd
breken ik breek ik brakik heb gebroken
vergeten ik jij word ik ?
verdragen hij hij hij heeft
grijpen hij hij hij heeft
verschuiven het het wordt het ?
knijpen jij jij heeft zij ?