Spelling - groep 6 nummer 808 W

  
..Spelling..

Maak de rijen af.
ik giethij giet jij verzet jij?
ik vind hij jij wordt jij?
ik besluit hij jij verbindt jij?
ik benijd hij jij verlaat jij?
ik verspreid hij jij besteedt jij?
ik begroet hij jij vergeet jij?


Staat de zin de verleden tijd of in de voltooide tijd? Schrijf de werkwoorden in de goede rij.
Zet in het andere vakje een streepje -
verleden tijd voltooide tijd
Peter besloot te stoppen met zeuren. besloot
Gisteren heeft hij een lekker taartje gegeten. heeft gegeten
Ik ben gisteren op het dak begonnen.
Ze koos mij uit voor de opdracht.
Mijn vriend heeft tegen mij gelogen.
Ik zocht naar de reden van de leugen.
Wij bleven daarna gelukkig goede vrienden.
Ik heb een halve marathon gelopen.


Vul de persoonsvorm in.
bouwen De kleuter een hoge blokkentoren .
blijven Tim bij ons logeren dit weekend.
ontleden Ik de zinnen van opdracht 2.
springen Jesse op het luchtkussen.
proberen Hij ook salto's achterover te maken.