|
Daniël trekt zijn overall aan. | Daniël zijn overall aan. | |
Hij zwerft de hele dag over de scheepswerf. | Hij de hele dag over de scheepswerf. | | |
Tussen de middag drinkt hij koffie bij zijn lunch. | Tussen de middag hij koffie bij zijn lunch. | |
Daniël eet zijn lunch in de kantine. | Daniël zijn lunch in de kantine. | | |
Even later gaat hij weer aan een slag. | Even later hij weer aan een slag. | |
Zijn reparatieklus moet voor drie uur af zijn. | Zijn reparatieklus voor drie uur af zijn. | | |
Hij schiet flink op met het werk. | Hij flink op met het werk. | | | |
Hij is ruim op tijd klaar. | Hij ruim op tijd klaar. |
Hij krijgt een bedankje van de anderen. | Hij een bedankje van de anderen. |