Spelling - groep 6 nummer 608 W

  
..Spelling..


Schrijf de persoonsvorm op en maak er een vraag van.
hij landt zij jij zij
landen bidden bloeden glijden
landt hij? zij? jij? zij?
jij zij hij jij
vinden broeden snijden luiden
jij? zij? hij? jij?


Zoek het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord.
hulpwerkwoord voltooid deelwoord
Peter heeft vorige maand de marathon van Rotterdam gelopen.
Ik heb bij de Erasmusbrug naar de marathon gekeken.
Bij de finish was hij helemaal uitgeblust.
Maar hij had wel zijn beste tijd verbeterd.
Heb jij de foto's van die dag al bekeken?
Hoeveel water heeft hij eigenlijk gedronken onderweg?
Hebben jullie je al ingeschreven voor de volgende marathon?
Ja en we zijn ook al begonnen met de trainingen.


Vul in.
tegenwoordige tijd verleden tijd voltooide tijd
wij etenwij wij hebben gegeten
ik ik kreegik heb gekregen
hij loopt hij hij heeft gelopen
het gebeurthet gebeurde het is
jij bereidt jij je hebt bereid
ik doe ik ik heb
ik zwem ik zwom ik heb
hij hij werdhij is
hij hij namhij heeft genomen
wij douchen wij douchtenhij hebben