Spelling - groep 6 nummer 518

  
..Spelling..

Vul in.
De competitie in december was heel vermoeiend. = persoonsvorm
Jan en ik bekijken de boerderij van oom Erik. = onderwerp
Hoog boven de stad cirkelt een helikopter. = onderwerp
Ik verkocht mijn oude fiets aan mijn buurjongen. = persoonsvorm
Martien zaagt de plank in drie stukken. = persoonsvorm
Heb je de nieuwe film over de Zuidpool al gezien? = lidwoord
We hebben ook direct de ramen gezeemd. = voltooid deelwoord
We hebben de zolder opgeruimd. = hulpwerkwoord
We hebben ook direct de ramen gezeemd. = voltooid deelwoord


Vul in.
Zet een streepje, als er bijvoorbeeld geen voorzetsel is.
1. Hij fietst over een gladde stalen rijplaat.
2. Ik slaap onder een extra wollen deken, want ik heb het koud.
3. Ik klim op een houten balk, zodat ik een mooi uitzicht heb.
voorzetselvoegwoordstoffelijk bijvoeglijk
naamwoord
zelfstandig
naamwoord
1.
2.
3. -