Spelling - groep 6 nummer 517

  
..Spelling..

Schrijf de woorden in de zin.
Hij legde het in het onderste van het .
Zouden deze ook werken?
Ik ben naar het van opa en oma.
Zo'n geeft natuurlijk geen .
De in was heel .


In welke tijd staat de zin? Schrijf het werkwoord op de juiste plaats.
Zet in de andere vakjes een streepje.
tegenwoordige tijdverleden tijdvoltooide tijd
Hij heeft het hele plan bedacht. --heeft bedacht
Ik voetbal vaak 's avonds.
Gisteren schoot ik drie keer raak.
Dat was me nog nooit gebeurd!
En dat terwijl ik verdediger was!
Ik speel voortaan als spits.


Maak de rijen af.
tegenwoordige tijd verleden tijd
springenik spring hij springt ik sprong wij sprongen
verdwijnen ik hij ik wij
verschijnen ik hij ik wij
verbindenik hij ik wij
laten ik hij ik wij
denken ik hij ik wij
snijden ik hij hij wij
lijden ik hij ik wij
worden ik hij ik wij