Spelling - groep 6 nummer 510

Schrijf de stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden op.

De voetbalploeg droeg glanzende satijnen shirts tijdens de wedstrijd.
Hij trok zijn zwart leren jack aan en verdween via de achterdeur.
Hij heeft een gouden en een zilveren horloge.
De gemeente heeft nieuwe bronzen klokken besteld voor het carillon.
Hij heeft een zachte pluchen knuffelbeer bij het hoofdeinde liggen.
Het rieten dak van de boerderij is vorig jaar vernieuwd.
De tinnen vaas op het ronde tafeltje is beschadigd.
De atlete hoopte bij de Olympische spelen een gouden medaille te winnen.

Schrijf het woord op.

Niet per ongeluk, maar epres.		Niet openbaar, maar priv.
Niet minimaal, maar maimaal.		Geen minuut, maar een seonde.
Geen smeerworst, maar pat.		Geen import, maar eport.
Geen trompet, maar een saofoon.		Geen gewone toets, maar een eamen.
Geen restaurant, maar een caf.		Geen concurrent, maar een ollega.