Spelling - groep 6 nummer 504W - werkwoorden

  
..Spelling..

Schrijf de persoonsvorm op. Schrijf ook de vraagvorm op. Werkwoorden met een d in de stam.
.. .... ..
het schip strandtzij jij jezij
strandt het? zij? jij je? de kip?


Schrijf de zin in op in de verleden tijd.
Lianne zwemt iedere week drie keer.Lianne iedere week drie keer.
Mama verbiedt voetballen in de tuin. Mama voetballen in de tuin.
Bekijkt hij de postzegelverzameling? hij de postzegelverzameling?
De dakloze man zwerft door de stad. De dakloze man door de stad.
Ik begrijp die som niet. Ik die som niet.
De juf begint met de uitleg.De juf met de uitleg.
De verkoper verkoopt honderdtien chrysanten.De verkoper honderdtien chrysanten.
Ik verlies de wedstrijdIk de wedstrijd.
Ik kies de rijpste perzik uit.Ik de rijpste perzik uit.
Jij slaapt vaak op je zij.Jij vaak op je zij.
Zij snuit haar neus. Zij haar neus.
De kat sluipt door de tuin.De kat door de tuin.