volgende
=>
Spelling - groep 6 nummer 316
Schrijf de
andere tijd
op.
hij bond - hij glijdt - hij werd - hij zendt - hij vindt - hij snijdt - hij rijdt - hij schold
tegenwoordige tijd
verleden tijd
tegenwoordige tijd
verleden tijd
hij
hij reed
hij scheldt
hij
hij
hij sneed
hij wordt
hij
hij bindt
hij
hij
hij zond
hij
hij vond
hij
hij gleed
Schrijf het woord op.
twee
de
de
de maand
het
twee
de
twee
Maak de rijen af.
tegenwoordige tijd
verleden tijd
verkopen
hij
verkoopt
wij
verkopen
hij
verkocht
wij
verkochten
weten
hij
wij
hij
wij
houden
hij
jullie
hij
jullie
zeggen
hij
wij
hij
wij
krijgen
hij
jullie
hij
jullie
kiezen
hij
wij
hij
wij
controleer
Hint
OK
volgende
=>