Spelling - groep 6 nummer 118

  
..Spelling..

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?
Het oude huis wordt helemaal opgeknapt.
Ik ga morgen roeien met mijn beste vriendin.
Ik fiets langzaam langs mijn oude school.
Ik heb mijn toets bijna af.
Ik veeg mijn voeten op de mat. -


Wat is het werkwoord in de zin?
Het groepje toeristen slenterde over het marktplein.
Een paar toeristen aten voor het eerst van hun leven nieuwe haring.
Ik fiets iedere dag minstens twintig kilometer.
Ik maakte het huiswerk tussen vijf en zes.
Ik weet nu van alles over de provincies Friesland en Groningen.


Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Ik woon vlakbij een prachtig meertje. ..
's Avonds hoor ik de groene kikkers kwaken.
Ik ga vaak vissen met mijn nieuwe hengel.
Gisteren heb ik een vette snoekbaars gevangen.
Ik laat ze altijd weer los in de heldere water.


Staat het gekleurde woord in het enkelvoud of in het meervoud?
Ik zit op een bankje bij het vijvertje. ..
De eenden komen uit water de kant op,
Zij verwachten allemaal een stukje brood.
Ik geef ook de ganzen en de zwaan wat te eten.