De a aan de amandelboom zijn bijna rijp. | |
Pas op, het kan vandaag gaan ij, de weg is dan spiegelglad. | |
Aarzelen en weifelen is ongeveer hetzelfde als t. | |
Mijn zusje is haar tanden aan het w. | |
We zaten samen gezellig te b over de afgelopen vakantie. | |
Mijn oma gaat iedere dag een uurtje w. Ze loopt dan meestal door het park. | | | | |
Ze zaten steeds door elkaar heen te ka, het leek wel een stel kippen. | | | | |