Spelling - groep 5 nummer 509

  
..Spelling..

Schrijf de zin in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd.
tegenwoordige tijdverleden tijd
slapen Ik slaap heerlijk in mijn tentje.Ik sliep heerlijk in mijn tentje.
schrikkenMijn moeder van de rekening.Mijn vader ook van de rekening.
gaan Mijn zusje nu al naar school. Mijn zusje daarnet al naar school.
steken De struisvogel de kop in het zand. De struisvogel de kop in het zand.
springenCarlo in het zwembad.Carlo in het zwembad.
krijgen Ik een autootje van oma.Ik een autootje van oma.


Vul in.
begin - kom - verberg - schrijf - drink - vertrok - riep - zocht - ving - koos
ik schreef ik ik begon ik
ik kies ik ik roep ik
ik zoek ik ik ik verborg
ik vang ik ik vertrek ik
ik dronk ik ik kwam ik


Schrijf het werkwoord op.
De keeper ving de hoge bal op tijd. ..
Verborgen papa en mama de snoepjes voor jullie?
Ik zocht gisteren de zak met dropjes.
Onvindbaar! Maar ik zag vandaag wel de lege zak in de prullenbak!
Hangt er een nestkastje in jullie tuin?
De merels zongen hun avondlied.