Rotondes 789
Op de fiets ben je een

.
Als je loopt bent je geen

.
Aan de

, een rij driehoeken, zag ik dat ik voorrang moest geven.
Op een

komt van alle kanten verkeer. De kruising.
Wie voor mag gaan. De auto geeft

aan de fietser van rechts.
Een

zegt wie voorrang heeft.
Een deel van de weg voor fietsers. Vaak is de

rood. Je moet hier fietsen.
Een

is een ronde weg, waar wegen elkaar kruisen. Eigenlijk een rond kruispunt van wegen.
Jasper rijdt met zijn skelter op de stoep. Hij loopt niet, maar hij is toch een

.
De stoep, de plek voor de voetgangers. Op een

mag je niet fietsen.
(de) bestuurder
(de) haaientanden
(het) kruispunt
(de) voorrang
(de) voorrangsregel
(de) fietsstrook
(de) rotonde
(de) voetganger
(het) trottoir